Martin Heylen: 40 jaar reilen en Heylen
Een huiselijk tafereel. ‘Mama, er wordt gebeld aan de deur!’ ‘Doe maar open want ik ben boven aan het schoonmaken.’
- Dag jongen, we zijn van de BRT. Mogen we even binnenkomen?
- Mama, die mijnheren vragen of ze mogen binnenkomen! Ze hebben een camera bij!
- Dat zal wel een stofzuiger zijn. Zeg maar dat ik geen interesse heb, en geen tijd. En waarschuw ze voor de drol die onze Mickey aan de voordeur heeft achtergelaten. Ik heb nog geen tijd gehad om het op te kuisen.
Ik zie de mannen angstvallig naar hun schoenen kijken. Te laat. Vloekend maakte het team van Man Bijt Hond met reporter Martin Heylen zich uit de voeten. Voor één keer was het Hond Legt Stront.
Meestal was het wel anders en werd de ploeg van Man Bijt Hond hartelijk ontvangen. We hebben Martin uitgenodigd in ’t Parksken. Daar hebben ze geen hond, maar heerlijke food.
Maar door een fietsongeval waarbij ik 6 ribben brak en mijn oogkas kneusde, kon ik zelf niet op de afspraak zijn in ’t Parksken. Gelukkig was collega Gust De Coster zo vriendelijk om het van me over te nemen. Hieronder zijn verhaal.
Overmens
Eerst dit: bij de heerlijke voorproevertjes, krijgen we een perfect gekoelde en zeer smakelijke champagne Louis Roederer aangeboden. Er zijn slechter manieren om een gesprek te beginnen.
Gust De Coster: we zitten hier gezellig samen, tussen binnen en buiten, het was een prachtige dag, die woensdagmiddag in het gezelschap van MARTIN HEYLEN en Chriske De Brakeleer.
Martin Heylen: We zitten hier aan de rand van het terras, op de grens tussen binnen en buiten, we zitten hier dus goed, want ik ben gewend om aan de grens te staan, ik zit liever hier dan ofwel binnen ofwel buiten want dan heb je the best of both worlds. En je kan ook overstappen wanneer je wenst, dat is typisch aan een grens. En het liefst sta ik nog aan de oever, de grens tussen water en land, ik ben een oevermens.
’40 jaar reilen en Heylen’, het nieuwe programma van jou op VRT Eén, daar gaan we het over hebben.
Het idee is dat ik boeiende mensen die ik in de loop van mijn journalistieke carrière heb ontmoet, dat ik die opnieuw ga opzoeken. Ik ben begonnen in 1980, dat is nu 44 jaar geleden.
Sta me toe om je te zeggen dat je er nog maar 44 uitziet, mag dat ?
Dat mag zeker, dat zal de maaltijd zeker ten goede komen, en het gesprek ook. Maar het is voor alle duidelijkheid geen ‘best off’ van alles wat ik gemaakt heb, of een soort afscheid, het heeft vooral te maken met de tijdsprong. Ik ben enorm gefascineerd door mensen terug te zien na een lange tijd en dan zien wat zij met hun leven hebben gedaan en wat het leven met hen heeft gedaan. Ik heb al eens een gelijkaardig programma gemaakt ‘Zelfde Deur, 20 jaar Later’, dan ging ik terug naar mensen die ik toevallig ontmoet had voor een rubriek in Man Bijt Hond en daar maakte ik een stukje over van vijf minuten dat was gewoon aanbellen, die mensen wisten van niets en mijn vraag bij het binnenkomen was heel simpel: Is er nog iets gebeurd in uw leven de jongste twintig jaar ? Die mensen wisten dus van niets, ik wist ook van niets, mijn taak was dus door een gesprek, waar ik het vertrouwen van die mensen had en vice versa, te weten te komen wat hun bezig hield in hun leven. En daar dan een goed verhaal uithalen dat ik in een stukje van vijf minuutjes goot.
Doet me denken aan een rubriek uit In De Gloria …
Ja, dat was inderdaad gebaseerd op mijn rubriek. Met Tom Van Dijck en als regisseur Jakke Eelen. Dat was een geweldige persiflage. Die brutale onuitstaanbare reporter …
Intussen wordt het eerste witte wijntje geserveerd. Spaans en bijzonder goed passend bij de zalm ‘Label Rouge’, gemarineerd en gegrild. De limoen en de selder geven nog een extra toets. We zijn hier duidelijk met onze poep in de boter gevallen.
Woestijnvis
Om even in te pikken op het vorige: eigenlijk wou ik dit programma vroeger al maken omdat ik dacht: ik wou er heel graag die print bij. Met print bedoel ik: het is pas in 1997, na 17 jaar dat ik begonnen ben met televisie, maar ik had intussen wel een paar duizend artikels geschreven voor Humo, voor De Morgen, voor andere kranten en bladen.
Waarom heb je zo lang gewacht om de stap te zetten naar televisie ?
Eerst was er nog de combinatie met radio, dat deed ik al in de jaren ’80, radio vind ik nog altijd het mooiste medium omdat het veel overlaat aan de fantasie van de luisteraar. De mensen vormen zich een beeld van waar je bent en waar je het over hebt.
De stap van print naar radio en televisie, is wel een grote stap, voor televisie word je gevrààgd ?
Nee, nee, ik ben mij gaan aanbieden. Ik heb altijd mijn eigen ideeën verzonnen, ik ben zelden gevraagd eigenlijk. Eén keer misschien: ‘Terug naar Eigen Land’. De voorwaarde was wel dat ik naar de oorlog moest, naar IS.
Slik …
Ik kwam thuis bij mijn vrouw en zei: moet je nu eens wat weten, ze hebben mij gevraagd voor een TV-programma en ik moet naar den oorlog (gelach). Maar omdat dat toen met de vluchtelingenstromen zo maatschappelijk relevant was heb ik dat gedaan, niet omdat ik absoluut naar de oorlog wou. In de verte aan het front zagen we de vlaggen van IS.
Maar om op je vraag terug te komen: ik heb zelf de stap gezet naar TV omdat ik telkens op zoek ben naar nieuwe manieren om verhalen te vertellen. En dat trof: in 1997 startte Woestijnvis (toen een nieuw productiehuis) en ik kende Wouter Vandenhaute en Marc Uytterhoeven omdat ik hen een paar keer geïnterviewd heb voor Humo, en Bruno Wijndaele kende ik ook omdat ik voor hem aan Het Vrije Westen op Radio 1 had gewerkt. En ik dacht: als die drie mannen daar zitten, dat gaat wel gensters geven. En plots stond ik op een kruispunt: ik kon vast beginnen bij Humo ipv freelance, ik kon beginnen bij Sports International, en voor de radio kon ik misschien een phone-in programma maken, waarbij de luisteraars naar de radio konden bellen om ‘hun gedachten te delen’, iets wat toen nog niet bestond. Of ik had nog een keuze: bij dat nieuwe productiehuis geraken. Ik ben naar daar gegaan, afspraak met Wouter Vandenhautte, en ik dacht: als ik nu geen televisie ga doen, dan zal het er nooit meer van komen. Wouter vroeg: wat wil je worden ? Ik zei: ik wil graag televisie maken. Wouter dan weer: als scenarist ? Neen. Als presentator ? Neen. Als reportagemaker ? Neen, het is mij een beetje beu, reportages maken. Wouter zei: d.i. zowat het slechtste sollicitatiegesprek ooit, wat wil je eigenlijk doen ?
Spannend … maar net nu wordt het eerste voorgerecht gebracht (zalm), geweldig gerecht, verfijnd, ideaal op een zomerse middag.
Ik zei: “Geen flauw idee. Maar ik kan een verhaal vertellen en heb wel wat gevoel voor humor en zo.” Wouter: “Oké, wij starten met een alternatief nieuwsmagazine dat ‘Man bijt hond’ zal heten. Jij weet alles van journalistiek en onze andere mensen zijn stuk voor stuk jonge televisietalenten die daar geen benul van hebben. Ik stel voor dat je een week meedraait en dan zien we of het klikt.” Na een week was ik verkocht én verliefd op het nieuwe medium.”
Amerika
Niet alleen in Vlaanderen, de rubriek voor MBH, maar ook in Amerika heb ik in 2003 een lijn getrokken: van Seattle tot Miami en daar ben ik ook per toeval gaan aanbellen in elk cowboystadje waar die lijn doorsneed. Daar heb ik er nu zeven opnieuw van opgezocht in het zuiden: Mississippi, Alabama, Arkansas e.a. en die zeven geven zeven prachtige verhalen in de reeks die nu aan het lopen is. In elke aflevering zit er dus een verhaal uit Amerika. Als er zich een verhaal aandient, dan hap ik toe. Ik ben de dienaar van de verhalen.
Was je dan je eigen redactie ook ?
Sinds ik beginnen schrijven ben voor De Morgen heb ik werkelijk een koffer vol artikels verzameld, pakweg zo’n 2000 verhalen. Maar ik heb uiteraard ook een redactie en een researchteam, en een vaste cameraman/regisseur, Joris, met hem werk ik samen sinds 2015. We hebben toen een programma gemaakt in Sijsele, over de toevloed van 400 vluchtelingen die daar plots in dat dorp neerstreken om opgevangen te worden in de plaatselijke kazerne. Ik ben toen met hem beginnen samenwerken en daarna hebben we nog allerlei programma’s gemaakt. Dus die weet hoe ik denk, hoe ik het voel, wij monteren in gezamenlijk overleg. Ik heb nu ook een paar prachtige dames in mijn kernredactie en research-team: Vanessa, producer Ilse en eindredactrice Tine. Ik heb ook een vaste monteur, Sam. Enfin, we kènnen mekaar en door heel veel te praten en te overleggen, wordt dit mogelijk. Dit programma ’40 jaar reilen en Heylen’ is geen droge journalistiek, het is een vertelling van mij. Ik geef ook heel persoonlijke commentaar, welke indruk maken die mensen op mij, wat hebben ze te vertellen, en ook en vooral: de levenslessen van die mensen. Dus we overleggen met deze redactie: wie gaan we proberen terug te vinden, wie gaan we spreken. Ik zit daarin als late zestiger.
De rode wijn wordt geserveerd: een Valpolicella, bij de carpaccio van wit-blauw met ganzenlever (overheerlijk alweer, wat een geslaagde combinatie ook ! )
De selectie gebeurt dus door een ploeg van zestigers, veertigers, twintigers en het grote voordeel daarvan is dat ik terug ga naar mensen die appelleren naar de tijdsgeest van nu. Als ik afkom met een oude glorie en ze zeggen dan: maar wie is dat is dat confronterend maar vooral constructief. Dus: ik heb graag dat ze mij tegenspreken. Ik ben een dienaar van het verhaal, maar ook een dienaar van het programma. Maar je moet daar wel mee om kunnen.
Ik heb een vraagje klaar zitten dat mij intrigeert, in de perstekst staat nl het volgende: “in 1997 werkte ik als roadie voor de wereldband U2. Backstage leerde ik Stefaan kennen en die moet ik nu gaan opzoeken in Las Vegas, want zijn jongensdroom is nog straffer geworden”. Die roadie van U2 was jij dat dan .. of Stefaan.
Beide. Het zit zo: ik wilde een reportage maken over roadies, van binnenuit. En dan heb ik in 1997 contact genomen met Hedwig De Meyer van Stageco. Dat was toen al een bedrijf dat niet alleen podia bouwde bij ons, maar ook in het buitenland en zelfs voor grote artiesten. Zij hebben er voor gezorgd dat ik een week als roadie kon werken in Oakland, Californië voor U2. Dus ik heb daar mee het podium gebouwd voor de PopMarkt, dat was zo’n halve banaan, en op 34m hoogte zag ik dus Bono en The Edge en de rest van de band een soundcheck doen. Kleine mannekes van daaruit gezien, en by the way, Oasis deed toen het voorprogramma.
Tussengerechtje: huisgemaakte sorbet met Balegemse jenever, een klassieker van het huis en bepaald verfrissend
Ik ben daar dus een week geweest en heb kennis gemaakt met een vijftal roadies, mijn collega’s dus op dat moment. Eén Amerikaan en vier Belgen. Ik heb die gasten terug opgezocht, 27 jaar later. Eén van hen was overleden, een andere doet nu bureauwerk bij Stageco en nog een paar andere doen iets anders, maar ééntje die er toen al uitsprong voor mij, die verantwoordelijk was voor de visuals, zo van die grote LED-schermen die toen begonnen op te komen, zodat iedereen de artiesten uitvergroot van overal konden zien. Zij waren daar toen pionier in en dé man was Stefaan. Ik heb die dan opgezocht en ik hoorde dat hij het nog een tijd gedaan heeft, maar hij is dan een carrière in de film begonnen, met zijn kennis van visuele technieken lag dat voor de hand. Maar toen belde Bono naar Stefaan: “Stefaan wij hebben plannen voor iets dat de wereld gaat overrompelen, nl: wij gaan optreden in The Sphere, een nieuwe wereldattractie in Las Vegas.” Stefaan zei, ik doe mee en hij is daar nu verantwoordelijk voor alle visuele effecten en noem maar op. Dus ik ben naar The Sphere gereisd met de vraag of ik hem aan het werk kon zien. Ja dat kan, zei Stefaan, maar jij bent wel de eerste die hier mag filmen ! Voor mensen die het niet kennen: dat is een bol van 100 meter hoog, aan de buitenkant een en al videoschermen, dus je ziet al die bewegende beelden van buiten, maar aan de binnenkant ook. Daar worden dus de meest wonderlijke effecten gecreëerd, waar bij sommige nummers – hij had mij op voorhand gewaarschuwd – mensen buiten lopen omdat ze te hard schrikken of zelfs onpasselijk worden. Van aan het mengpaneel van Stefaan heb ik dus de show mee kunnen maken. Ik zat werkelijk in het hart én het zenuwcentrum van The Sphere.
Wat een verhaal is dat !
Na de show zijn we de bergen ingetrokken waar we nog een dieper gesprek hebben gehad. Het zit in de tweede aflevering. In de eerste aflevering zitten trouwens verhalen die echt pàkkend zijn. En leerrijk: je moet niet wachten om te leven.
Wijntje Le P’tit Bonheur wordt geserveerd, een witte Bourgogne, komt perfect na dit geweldige verhaal van Martin. Even naar adem happen en een wit wijntje naar binnen kappen.
Even weer bij de les met al dit lekkers: ik denk dat het de taak is van de VRT om programma’s als deze uit te zenden.
Bedankt. Je geeft mij nu veel eer, maar over de taken van de VRT, daar kan ik niet op antwoorden, want dat is een beleidsbeslissing en ik ben niet gevraagd om het beleid te bepalen. Maar het is wel zo dat de VRT een heel mooi platform is omdat veel mensen er naar kijken. En laat ons zeggen dat de programma’s die ik maak en de aanpak die ik heb, zeker thuis horen op de VRT en ik ben de VRT daar heel dankbaar voor. Ik probeer warme programma’s te maken en ja, die zitten daar wel op hun plaats. Maar het gevaar van meligheid, of te braaf, loert wel altijd om de hoek, daar moeten we waakzaam voor zijn. Je moet vooral eerlijk blijven. De programma’s die ik maak komen vaak neer op dit: ik zoek schoonheid in het vaak banale, ik zoek schoonheid in het gewone. Dat helpt u ook in uw eigen veerkracht. Iedereen heeft zijn drama’s en tragedies meegemaakt in al die jaren, ik zie dat nu ook in deze reeks. Diegenen die daar uit komen en toch positief kunnen blijven t.o.v. de mensen uit hun omgeving, daar gaat de wereld mee vooruit. Zo sta ik zelf ook in het leven.
Op de achtergrond klinkt, alsof het zo geprogrammeerd is, quod non, een prachtig weemoedig stukje gezongen jazz van Billie Holiday, of was het Julie London, of allebei ?
Raad
Een vraag die je waarschijnlijk vaak gesteld hebt aan je gasten is: welke raad zou je nu geven aan je jonge zelf? En die vraag wil ik nu aan jou stellen, Martin.
In zekere zin is dat geruststellend. Want dat betekent dat ik iets gemaakt heb waar mensen, ook jij dus, echt wel mee bezig zijn. Om te beginnen: iederéén vraagt zich op dit moment in zijn leven af, waar ga ik zijn binnen zoveel jaar ? Waar ga ik wonen ? Hoe ga ik wonen ? Met wie ga ik wonen ? Zowel jong als oud. Al die mensen die ik geïnterviewd heb vroeger, stonden in een fase in hun leven waar ze zeiden: ik denk dat ik dat ga doen, of toch ga proberen, en wat moet ik doen om daar te geraken.
De enige raad die ik kan geven is: go for it. Wat het ook is. Mijn dochter belde mij gisteren. “Papa, ik denk dat ik dit ga doen”. Ik denk bij mijzelf meteen: oeie … gevaar dit, risico daar, valkuil ginder. En weet je wat ik gezegd heb, ook dank zij dit programma: je moet dat vooral doen, meisje. Binnen zes maand ga je weten hoe het is en dan kan je nog beslissen. Uw leven strekt zich veel verder uit. Maar als je’t niet gedaan hebt, ga je er misschien later spijt van hebben “had ik maar”.
Ik ken te veel mensen die zijn blijven vast zitten. Vijftien jaar geleden zijn we verhuisd naar Oostende. En dat doet altijd pijn. Je gaat altijd vrienden en vriendinnen achter laten. Maar je laat ook veel ballast achter en je stapt in een nieuw leven.
Zelf heb ik geen bucket list: ik heb het allemaal gedaan voordien. En de dingen die ik nog zou willen doen, zijn eigenlijk bijzonder simpel. Rust, en mijn talent verder ontwikkelen om nieuwe dingen te proberen. Maar de mensen die nu in het leven staan: durf ! Wij hier aan tafel zijn natuurlijk mensen die het geluk hebben dat ze kansen gekrégen hebben. En ik kan hier zitten toeteren van: je kan dit en je kan dat, maar veel mensen kunnen dat inderdaad niet, zijn kansloos door armoede of tegenslagen.
Maar binnen de creatieve wereld bestaat er ook zoiets als: als je beperkte middelen hebt, als de ruimte beperkt is en je moet een idee ontwikkelen, dan word je verplicht om nog creatiever te worden. Als je carte blanche krijgt kan je zeggen en doen wat je wil, maar een mens die in nood zit, is veel creatiever, precies omdat het moet.
De chef Joris komt het hoofdgerecht opdienen, zwarte kabeljauw. Martin, uit Oostende: zwarte kabeljauw ? Joris: ja dat is kabeljauw die heel donker is van vel en hij is niet zo stevig als de gewone kabeljauw, is iets zachter van structuur. Maar minstens even lekker, believe me.
Een moeilijke misschien, maar is er nu één verhaal dat je écht is bijgebleven ?
Dat is inderdaad ne moeilijke. Maar, even denken, in Amerika had ik een verhaal met Johnny en Angie. Een verliefd koppeltje dat ik voor het eerst gezien heb 23 jaar gelden, toen ik die streep door Amerika heb getrokken. Die hadden drie kleine kindjes. Als koppel leken ze gemaakt voor de eeuwigheid. Johnny is een zwarte man, Angie een latino type. Ik kom dus terug en wat bleek: het koppel is gescheiden. Angie is nu samen met een blanke man, een totaal ander type, een timmerman. En ik vroeg haar dan: hoe is het nog met Johnny ? Wel zei ze, ik zal hem bellen. En even later zat Johnny erbij. En wat bleek: zowel Kerstdag als Thanksgiving, als verjaardagen, wel dat vieren ze allemaal samen met de kinderen. Ik vind dat een mooie les.
Bij het fantastische dessert, café glacé, maakte ik mij de bedenking: laat het een levensles zijn voor ons allemaal.
En tenslotte leg ik Martin enkele woorden voor die bij hem een eerste en korte reactie moet uitlokken.
KVO
Een liefde die mij als voetballiefhebber in de schoot is gevallen, waar ik noodgedwongen afscheid heb moeten van nemen, en die nu herrezen is in een nieuwe club: KVDO en waar ik weer ga proberen van houden (de D staat voor Diksmuide, KVDO start in 3de nationale). Ik ben ook nu weer ambassadeur.
Garnaalkroketten
Ben ik ook ambassadeur van. Met een licht ironisch accent: de titel. Ik ben Grootmeester In De Orde Van De Oostendse Garnaalkroketten. Ik heb een grote liefde voor Oostende en daar hoort de visserij bij.
De koers
Ik ben grote fan. Stiekem luisterde ik indertijd in de fabriek naar de verslagen van Jan Wauters over de Tour 1969. Eddy Merckx was de eerste Belg na Sylvère Maes die de Tour zou gaan winnen. Ben ook wielerjournalist geweest. Mijn meest memorabele wielermoment was toen Greg Lemond in 1989 de Tour won met 8 sec. voorsprong op Laurent Fignon. Fignon bolde als laatste over de meet, viel van zijn fiets, radeloos en verbijsterd keek hij naar omhoog, en ik die vlak boven hem stond, zei: “Et alors, Laurent ?” … en hij kon niets zeggen… het was de eerste Ronde van Frankrijk die ik deed en het was meteen raak.
Ivan Heylen
Mijn broer die ik heel graag zie en vice versa. En waarvan ik hoop dat hij nog twintig jaar leeft. 100 moet hij niet worden, maar wel 99.
40 jaar reilen en Heylen
Tegen dat dit blad verschijnt is het volop in uitzending en is het een voldragen kind.
En dan was er koffie. En hebben wij het geluk gehad een zeer aimabele man te ontmoeten die nog lang niet uitverteld is. Een echte gewone mens met ongewone gaven die weinigen hebben. En ideeën die ons hopelijk nog lang zullen boeien. Martin Heylen, bedankt voor zoveel mooie televisie, en voor dit aangename gesprek!
Met dank aan www.parksken.be